Week 33, De Studie der Vrienden

Begin dit jaar deed ik een belofte aan m’n vrienden: afspreken wordt makkelijker want ik doe een tussenjaar. Well, dat ging fout. Het leven vult zich makkelijker dan gedacht en weten waar mijn vrienden uithangen deed ik niet. Tot nu.

Drie meeloopdagen deze week, en de lessen die ik daarvan heb geleerd.


Maandag 8:45, Geneeskunde aan de VU:

Geneeskunde studeren staat gelijk aan overleven in het Romeinse Rijk. Bij colleges die voor de helft in het Latijn gegeven worden, kijkt de grote schare bovenin de collegezaal toe hoe de kleine groep vooraan verslonden wordt door de dienstdoende docent. Ondertussen rustig gehouden door een tosti, wafel of wat popcorn. Brood en spelen zijn aan de orde van de dag voor deze groep.

Eenmaal wakker geschud door de eerste paar vragen van de docent aan de dapperen in de voorste linie, volgt het college neurochirurgie waar de Cesar-Slayers in de zaal hun hart aan kunnen ophalen. Met verscheidene foto’s wordt duidelijk dat een mes in het hoofd niet dodelijk is, en dat de kans op overleven bij een geweerschot best klein is. Staat genoteerd.

Dinsdag 11:50, knippen-plakken-lijmen aan de TU Delft.

Na de levenslessen bij geneeskunde besluit ik de volgende dag te ontdekken wat er plaatsvindt in de hipsterhallen van Delft. Industrieel Ontwerp is zo breed als je het maar bedenken kan, en huist dan ook mensen van alle soorten en maten. Een van de eerste dingen die je hier leert is vragen stellen. 60 om precies te zijn, per week. Per project.

En verder ontwerp je. Van manieren bedenken om ouderen meer milieubewust te maken tot het ontwerpen van een auto, en om je hierin te helpen krijg je colleges over tekenen, natuurkunde en over hoe je projecten opzet. Bovendien leer je alles over vormen. ‘Welke vorm ben jij?’ is bijvoorbeeld een van de minder populaire 60-vragen vragen.

Woensdag 10:45, biologie bij Bouwkunde.

Vergelijkbaar met Industrieel Ontwerp, is bouwkunde. Zo’n vijfhonderd meter verderop maakt de grote hal in de faculteit meteen duidelijk wat hier gedaan wordt. Meer dan honderd studenten vechten er om een plekje in de ‘maquettehal’, waar de huizen en steden ontworpen worden.

Om te begrijpen hoe dat moet, leren de bouwkunde studenten over alles na te denken. Alles. Op elk moment dat een normaal mens zegt: ‘het is goed zo’, stelt de ‘Bouwko’ de extra ‘hoe zit dat?’-vraag. Dit resulteert erin dat de colleges niet alleen over materiaalleer en mechanica gaan, maar ook over de anatomie van het oog en oor en de demografische samenstelling van de samenleving. Alles om de klant te begrijpen, en de modellen, maquettes en schetsen af te stemmen op de klant.


Op het eerste gezicht drie verschillende studies, maar nu ik zo terugkijk zie ik wel een overeenkomst: Bij geneeskunde moet iedereen lachen als je vraagt waarom ze die studie gekozen hebben, aangezien ze allemaal ‘niet kunnen kiezen’. Hetzelfde overkomt je bij Industrieel Ontwerp, en ook bij Bouwkunde trekken ze een wenkbrauw op als je vraagt naar hoe ze het vinden zo specifiek opgeleid te worden.


Ja. Je wordt arts, ontwerper of architect. Maar daar laten deze studies het niet bij. In de opleiding van alle drie komt meer kijken dan ambacht alleen.

Deze wetenschap, dat er achter alle drie van die beroepen zoveel meer kennis komt kijken, is nieuw voor mij. Positief nieuw. De kans dat ik het zelf ga studeren is klein, maar ik heb mijn vrienden maar een belofte gedaan die ik wel kan houden: blijf je studie doen, want ik kom vaker langs!