Maandag stond ik in het UMCG. Totdat ik erachter kwam dat ik daar niet moest zijn. In plaats daarvan moest ik naar het minder opvallende, ‘eigenlijk-had-het-afgebroken-moeten-zijn’ faculteitsgebouw ernaast. Daar zitten de onderzoekers van de voormalig afdeling neuropsychologie (nu: biomedical science of cells and systems) om de lopende onderzoeken in goede banen te leiden. Tussen deze mensen, als schaduw van de research, zette ik mijn eigen studiekeuze-onderzoek voort. Met deze week:
De tijdsbesteding van een neuropsychologisch-onderzoeker aan de universiteit van Groningen, gebaseerd op mijn bevindingen.
- Het aansturen van onderzoek
Een makkelijke to start with. Op de afdeling neuropsychologie lopen verschillende groepen die onderzoek doen, en het is jouw taak om dat onderzoek te coördineren. Je bedenkt de onderzoeksvraag, stelt een team samen – vaak bestaande uit postdocs, aio’s en ondersteunende studenten – en stuurt dat vervolgens aan. Daarna volgen de subsidieaanvragen, screenings van mogelijke deelnemers, het verzamelen van data (waarbij je bijvoorbeeld psychologische tests afneemt), het analyseren van deze data, en het uiteindelijke schrijfwerk.
Hierbij is het begeleiden van je team, en in het bijzonder de studenten, een belangrijke taak. Dat varieert van PhD- tot masterstudent, maar komt vaak op hetzelfde neer: hij heeft een opdracht of probleem, jij helpt ‘m daarbij op weg. Zo werk je samen naar het eindproduct toe: een gepubliceerde paper.
- Lesgeven
Eenmaal gepubliceerd, ben je nog niet klaar met je onderzoek. Een vast onderdeel in de agenda van de onderzoeker is namelijk het lesgeven. Meteen ook het zichtbaarste verschil tussen de baan van universiteitsonderzoeker, en die van de ‘losse’ onderzoeker. Het doorgeven van de kennis die je opdoet, is een must aan de universiteit. Of het nou een vast onderdeel in het curriculum is, of een keuzevak voor twintig studenten. Gemiddeld word je als wetenschapper een paar uur per week ingezet om de ins- en outs van jouw onderzoeksveld te delen.
- Meetings bijwonen
En om dat allemaal te organiseren en af te stemmen, wordt er vergaderd. Meepraten over het onderwijs, over onderzoek van anderen, manieren om vanuit het onderzoek te verduurzamen, onderzoek naar onderzoek… Bedenk een onderwerp, en de universiteit houdt er een meeting over. Bovendien zijn wetenschappers vaak ook lid van initiatieven buiten de Uni, wat nog meer meetings met zich meebrengt. Dat kan frustrerend zijn als je in een flow zit met het onderzoek, maar zorgt tegelijkertijd voor variatie in je werk. De uitdaging om na te denken over meer dan alleen je eigen vakgebied, maakt dat je altijd blijft leren.
En dit laatste is wat mij aanspreekt aan de wetenschappelijke wereld. Natuurlijk, het kent zijn beperkingen: het is best frustrerend als de subsidie niet toegekend wordt, of wanneer je 1603 mensen moet interviewen om honderd deelnemers aan je onderzoek te krijgen. Maar het blijven leren, de eeuwige nieuwsgierigheid en het ontdekken van het onontdekte, dat is gewoon gaaf.
Het maakt het ‘eigenlijk-had-het-afgebroken-moeten-zijn’ faculteitsgebouw een broedplaats voor interessante vragen, vakoverschrijdend onderzoek en nieuwe ideeën. Toch maar goed dus, dat het niet afgebroken is.