Week 22, De Dierenarts

Mijn oude school mailde. Of ik het zag zitten om met leerlingen in gesprek te gaan over het maken van een studiekeuze. Toen ik maandag op de fiets naar de stage van deze week zat, vond ik het eigenlijk wel grappig. Ik denk vaak dat ik het voorbeeld ben van het niet kunnen kiezen. Hoe kan ik die leerlingen dan helpen wel te kiezen?

Toch kwam ik deze week weer een stapje dichter in de buurt van het antwoord. Een tijdje terug schreef ik al, dat er een paar beroepen zijn waarvoor je een specifieke opleiding moet volgen. Piloot, militair, en bijvoorbeeld dierenarts. Het is de zaak uit te vogelen of je een van die beroepen wilt beoefenen. Om de daad bij het woord te voegen, stond ik deze week met witte jas in de operatie- en spreekkamers van de dierenkliniek.

Het duurde ook niet erg lang voor ik er ging zitten.

Toch minder voorbereid op de binnenkant van een hond dan ik van tevoren had gedacht. Mentale notitie: beter ontbijten. Vandaar dat ik op dag twee de kliniek binnenstapte, gewapend met een broodje. En dag drie, en dag vier.. Eye-opener: het is druk bij de dierenarts. Elke ochtend operaties variërend van castratie tot amputatie, met in de middag spreekuur voor alle kwaaltjes en vragen die je je maar bedenken kan.

Een kalende hamster, een mauwende kat en honden die trillen, hoesten, blaffen, niet-blaffen.. Met alles komen mensen bij de dierenarts, én verwachten een antwoord. Het feit dat je niet zo vaak hamsters voorbij ziet komen en dus niet per se weet wat het is, is geen excuus. De kennis op peil houden, bijleren en vooral overleg met mede-dierenartsen is part of the job. In je eentje het dierenrijk letterlijk van binnen tot buitenkennen, is niet te doen.

En naast het sociale aspect met collega’s, zijn er ook nog de baasjes. Mensen gerust stellen, duidelijk maken dat het diertje echt te dik is, aangeven dat het prikje voor de inenting niet pijn doet; onderschat het niet: je bent er net zo goed voor de mensen als de dieren. Misschien zelfs wel meer.

Dat is iets wat ik van tevoren niet had bedacht. De beestjes komen bij jou als er iets mis is, of als ze onder het mes moeten. De momenten waarop ze in hun mand liggen te chillen, spelen in de duinen of zelfs wanneer ze – ik spreek uit ervaring – constant mauwen om jouw eten. Op die momenten is de dierenarts er niet. Dat gaf me een vreemd gevoel. Beestjes onder narcose, beestjes die ziek zijn. Alsof dat de norm is. Vrolijk spelen, wie doet dat nog?

Ik geef de groep leerlingen de tip uit te vogelen of ze piloot, arts of militair willen worden, en ontdek ondertussen dat ik geen dierenartsmateriaal ben. Bij elk beestje wat ik tegenkom blijft de vraag hoe het verder gaat met ‘Sammie’, ‘Max’, ‘Minoes’ of ‘Keesje’. Om een dierentuin in mijn hoofd te voorkomen, zou ik afstandelijkheid moeten kweken. Maar tegelijkertijd voel ik daar niet meteen de aandrang toe. Het is een schitterend beroep met eindeloze hoeveelheden kennis en puzzels, met de mogelijkheid mensen heel blij te maken of een verandering te zijn in het leven van een beestje.

Exhibit A: Hugo

Maar na nog eens mijn kat Hugo te horen wanneer ‘ie voor de zoveelste keer dramatisch van de bank valt, klaaglijk mauwt om het feit dat ik zijn plek heb en ik hem ‘ter compromis’ oppak en platknuffel, weet ik dat ik liever naast hem bij de arts sta, dan ertegenover.